Het Dorp – Wim Sonneveld (1965)
1) Thuis heb ik nog een ansichtkaart,
waarop een kerk, een kar met paard,
een slagerij: “J. van der Ven”,
een kroeg een juffrouw op de fiets.
Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets,
maar het is waar ik geboren ben.
Dit dorp ik weet nog hoe het was:
de boerenkinderen in de klas,
een kar die ratelt op de keien,
het raadhuis met een pomp ervoor,
Een zandweg tussen koren door,
het vee, de boerderijen.
Refrein: En langs het tuinpad van mijn vader,
zag ik de hoge bomen staan.
Ik was een kind en wist niet beter,
dan dat het nooit voorbij zou gaan.
2) Wat leefden ze eenvoudig toen,
simpele huizen tussen groen,
met boerenbloemen en een heg.
Maar blijkbaar leefden ze verkeerd,
het dorp is gemoderniseerd,
en nou zijn ze op de goede weg.
Want ziet hoe rijk het leven is,
ze zien de televisie quiz
en wonen in betonnen dozen.
Met flink veel glas dan kun je zien,
hoe of het bankstel staat bij Mien,
en d’r dressoir met plastic rozen.
Refrein: En langs het tuinpad van mijn vader,
zag ik de hoge bomen staan.
Ik was een kind en wist niet beter,
dan dat het nooit voorbij zou gaan.
3) De dorpsjeugd klit wat bij elkaar,
in minirok en Beatle haar
en joelt wat mee met beatmuziek.
Ik weet wel ‘t is hun goede recht.
De nieuwe tijd net wat u zegt,
maar het maakt me wat melancholiek.
Ik heb hun vaders nog gekend,
ze kochten zoethout voor een cent.
Ik zag hun moeders touwtje springen.
Dat dorp van toen ‘t is voorbij.
Dit is al wat er bleef voor mij:
een ansicht en herinneringen.
Refrein: En langs het tuinpad van mijn vader,
zag ik de hoge bomen staan.
Ik was een kind en wist niet beter,
dan dat het nooit voorbij zou gaan.