Tramverhalen
Anekdotes van een trambestuurder, ca. 30 minuten, leeftijdsindicatie: Alle leeftijden
Inleiding: Als trambestuurder is me regelmatig door collega’s gezegd: “Ach Marin, waarom stop je niet met dat verbindende gedoe van je, het is toch maar een druppeltje op een gloeiende plaat?”
Er was een tijd, dat ik me daardoor liet ontmoedigen, maar op een gegeven moment was mijn emmertje vol en ik viel uit: “Hoe groot is die gloeiende plaat van jou dan wel niet? Alleen hier in Amsterdam zijn we al met ruim achthonderdduizend mogelijke druppeltjes, daar kun je iedere plaat mee afkoelen, maar je moet het wel doen! Volgens mij voel je je alleen wat ongemakkelijk, als ik mijn druppeltje ben, terwijl jij je van binnen heel goed beseft, dat je het allemaal gewoon laat gebeuren en er niets aan doet, Je zou je gewoon beter voelen over jezelf, als ik het bijltje er ook bij neer zou gooien!“
Eigenlijk denk ik – ook nu ik mijn emmertje allang weer geleegd heb, dat de wereld niet alleen zit te wachten op grootse helden van het kaliber van Mahatma Ghandi, Dr. Maarten Luther King, of Nelson Mandela. De wereld wacht volgens mij op het moment, dat mensen begrijpen dat alle rivieren, zeeën en oceaanen samen niet anders zijn, dan een heleboel verbonden druppeltjes, die samen het leven op aarde mogelijk maken.
Om het te illustreren, heb ik hier een paar annekdotes uit mijn leven als Amsterdamse trambestuurder op een rijtje gezet, waarin ik (nu eens) niet standaard reageerde op een standaard situatie, maar waarin ik zo’n druppeltje durfde zijn.
- Eentje: Ik werkte nog maar net bij het vervoersbedrijf. Als conducteur; achterin de tram strippenkaarten controleren, en daar zo nodig stempels op zetten, kaartje verkopen en reizigers informeren. Ik begreep al snel, dat er vooral van mij verwacht werd, dat ik een vriendelijke, service-gerichte amsterdammer was, die de weg wist en dat wist uit te leggen en verder een soort praatpaal voor die reizigers, die niemand anders hadden om tegenaan te praten, leuk! Dat wil zeggen, als er iemand binnenkwam, die zijn of haar strippenkaart achteloos op mijn betaaltafel wierp, om vervolgens zonder mij zelfs maar aan te kijken “Eentje!“ voor zich uit mompelde, dan raakte ik daar wel van uit mijn evenwicht. Dat vond ik ZO onbeschoft! De eerste paar passagiers, die me zo behandelden sprak ik er (met wisselend succes) op aan, maar ik begreep gelukkig al snel dat wel aan de gang kon blijven. IK het was, die hier een softspot had; een open wondje waar iedereen die daar zin in had even met zijn vinger in kon steken. Daar moest ik dus iets mee ….
- Boze meneer op de halte: Een tram rijdt op rails en kan dus niet sturen. Als de baan versperd is, kan een trambestuurder niet anders dan wachten, tot de boel weer vrij komt, of – waneer hij daarvoor de opdracht heeft gekregen – een alternatieve route nemen. Als zo’n versperring lang heeft geduurd, is er een hele reeks trams van tijd en plaats. Wanneer een route dan weer vrij komt, gaan de voorste trams leeg verder, om weer zo snel mogelijk op tijd en plek, volgens dienstregeling te kunnen rijden. Anders zou er natuurlijk een hele rij lege trams achter één heel volle rijden. U kan ik dat nu uitleggen, omdat u niet staat te wachten. Op een dag reed ik – na een uitgebreidde omleiding, waarbij meerdere tramlijnen betrokken waren – in de spits, met een overvolle lijn 4 langs de halte van het Weteringcircuit. Er was niet op de stopknop gedrukt en lijn 4 had daar geen halte, dus ik kon eigenlijk gewoon doorrijden. Als trambestuurder word je wel vaker begroet met een middelvinger en daar maken we ons over het algemeen niet zo druk om, maar de meneer op de halte was wel héél boos; hij was als het ware één grote opgestoken middelvinger. Dus sprak ik door mijn omroepinstallatie tegen de passagiers: “Beste reizigers, ik begrijp dat uw geduld met ons al aardig is uitgedaagd vandaag en dat u nu graag snel en comfortabel zou willen worden vervoerd, maar er staat buiten iemand, die me op dit moment NOG harder nodig heeft dan u.“ Vervolgens stopte ik mijn tram zo, dat mijn voordeur precies bij de boze meneer uitkwam en stapte uit ….
- Tramknuffel: Het was een natte herfstige avond-spits. Er was iets gebeurd in de stad, waardoor ik met een tram ergens reed, waar ik normaal gesproken helemaal niet had moeten zijn. Ik was al 20 minuten te laat en zat zo vol, dat als ik varkens had vervoerd in plaats van mensen, Marianne Thiemens (van de PVDD) zeker geprotesteerd zou hebben. Op flinke afstand zag ik een hoog bejaard echtpaar z’n best doen om mijn tram te halen. Ze waren echter nog zo ver weg, dat ik er normaal gesproken niet op had kunnen wachten, Maar het was koud, het regende en ik was toch al erg laat. Ik keek even in mijn monitor en zag – halverwege de tram – mensen elkaar vasthouden (er was door de drukte gewoon geen andere mogelijkheid meer voor ze om zich vast te houden). Voor ik mezelf tegen kon houden, riep ik in onvervalst amsterdams door de microfoon: “Nou dames en heren, lekker hoor, moet ik tot vannacht 01:30 tramrijden, begint u onder het oog van mijn camera met elkaar te knuffelen en denkt u dat er ooit een passagier aan de bestuurder een knuffel aanbied? Nou dank u wel hoor!” Terwijl ik – nog na-grinnikend – besefte dat ik de adhd-er in mij, weer even niet onder contrôle had, werd er aan mijn deurtje geklopt …..
- “Jou collega zeg: jij mag nie mee. Jij zeg ook: Jij mag nie mee?”: Op de halte stond een klein Chinees mevrouwtje van een jaar of 65. Ze stapte in en zei: “Ik abonnement, maar abonnement thuis. Ik €2,40, maar kaartje is €2,90. Jouw collega zeg: “Jij mag niet mee!” Jij ook zeg: “Jij mag niet mee?” …….
Trefwoorden: Anekdote, Buiten de box denken, Druppeltje op de gloeiende plaat, Nieuwe Helden, Tramverhalen, Verbondenheid, Omgaan met woede, Woede